DEN HAAG () – Het aantal mensen die de karretje gebruiken voor woon-werkverkeer is tussen het tweede kwartaal van 2022 en eind 2024 met 16 procent toegenomen. Dat staat in een onderzoek van Dat.mobility in uitdaging van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Eind vorig jaar waren er ongeveer 2,8 miljoen ‘fietsforensen’. Hieronder vallen ook mensen die bijvoorbeeld de karretje nemen om naar de spoorvoertuig te gaan.
De groei komt deels doordat meer mensen zijn gaan arbeiden en doordat de coronamaatregelen new wave 2022 nog na-ijlden, overwegen de onderzoekers. Maar ook los daarvan is een toename te zien. Vooral hogeropgeleiden, werkenden jonger dan 50 jaar en mensen in de drukste steden zijn meer gaan trappen.
Het percentage ritten van en naar activiteit waarbij mensen trappen, is juist gedaald. “Er gaan meer mensen met de fiets naar het werk, maar zij doen dat gemiddeld in een kleiner deel van hun woon-werkritten.” Dat kan onder meer met het weer te maken hebben.
‘Verankerd in dagelijks bestaan’
De voertuig blijft de populairste methode om naar het activiteit te ontdekken. Het openbaar vervoer komt als laatste, maar dat percentage is sinds 2022 gestegen. Die stijging heeft weer bijgedragen aan het aantal mensen dat de karretje gebruikt.
Het vorige kabinet wilde dat 100.000 mensen extra de karretje naar het activiteit zouden pakken. Dat streven is ruimschoots gehaald, concludeert het ministerie. Staatssecretaris Chris Jansen (Openbaar Vervoer, PVV) spreekt in een persbericht van “een mooie ontwikkeling die laat zien hoe stevig de fiets verankerd is in het dagelijks leven van veel Nederlanders”.
De onderzoekers gebruikten gegevens van ongeveer 8000 mensen die hun reisgedrag via hun mobbie deelden. Vakantieweken lieten ze weg.
