Waarom cafeïne jou wakker houdt, maar een ander niet: het zit in je dna
Een espresso na het avondeten is voor de één een goede afsluiter van de etmaal, maar voor de ander een recept voor een slapeloze duisternis. Vreemd, dat afwijking? Eigenlijk niet. Het zit ‘m in je dna. Of cafeïne je uit je slaap houdt, hangt grotendeels af van je genen, en dus van wat je van je ouders en wellicht zelfs grootouders hebt meegekregen.
Het Radboudumc onderzocht dit probleem en ontdekte dat genetische factoren een belangrijke rol ontdekken in hoe mensen reageren op cafeïne.
Het ligt dus niet aan jou dat je minder clean tegen cafeïne kunt. Het Radboudumc legt uit hoe ze dat ontdekten: „In ons dna zitten allerlei variaties. Vooral in het eiwit dat betrouwbaar is voor het afbreken van cafeïne zijn verschillende variaties haalbaar. De ene variatie zorgt ervoor dat je cafeïne heel vlot afbreekt, de andere juist heel traag.”
Maar voor deze zogenaamde ‘snelle verwerkers’ van cafeïne zit er ook een nadeel aan hun genetische voorsprong. Doordat hun lichaam cafeïne extra vlot afbreekt, ze hebben het ‘snelle cafeïne-afbreekgen’, verdwijnt het ‘stimulerende effect’ ook sneller.
Dat betekent dat deze mensen overdag juist minder lang profijt hebben van bijvoorbeeld een kop cafeïne: het oppeppende ervaring is van kortere duur. Waar sommige mensen urenlang alert blijven na een dosis cafeïne, merken snelle verwerkers dat het effect al vlot afneemt, waardoor ze haalbaar vaker naar een nieuwe kop cafeïne grijpen om hun levenskracht op peil te houden.
Paul Smits, internist en hoogleraar klinische farmacologie in het Radboudumc, legt uit hoe dit exact zit. „Sommigen zijn de cafeïne na twee uur al voor de helft kwijt, terwijl diezelfde hoeveelheid afbraak bij anderen wel twaalf uur duurt. Als je cafeïne vlot afbreekt, word je minder vlot tolerant omdat je dan vanzelf cafeïnevrije perioden doormaakt (bijvoorbeeld de duisternis). Want als je vaker cafeïne neemt, raak je eraan gewend. Dat noemt men tolerantie. Door die gewenning verdwijnt ook de stressreactie, inclusief de betere focus.”
Mensen die cafeïne traag afbreken, hebben dus voor langere moment meer cafeïne in hun bloed, waardoor ze er ook meer aan wennen. „Ongeveer 10 tot 20 procent van de mensen breekt cafeïne heel vlot af, maar de meeste mensen zitten ergens tussen die twee uitersten. Bij hen duurt het meestal tussen de 2 en 12 uur voordat de helft van de cafeïne is afgebroken. Daarna duurt het opnieuw 2 tot 12 uur om weer de helft van wat overblijft kwijt te raken, en zo gaat dat door.” Hoe vlot je lichaam cafeïne verwerkt, is volgens deze onderzoeker ook vooral genetisch bepaald.
Metro schreef al voorheen over wat cafeïne met je lichaam doet, en ook dat gaat vaak anders dan je zelf doorhebt. Als je na een kop cafeïne in slaap valt, slaap je haalbaar minder diep dan je denkt. Volgens een studie van de Universiteit van Montreal blijft je brein na cafeïne-inname actief, ook gedurende de slaap.
Met behulp van kunstmatige kennisrijk zagen onderzoekers dat de hersenen in een soort ‘actieve slaapstand’ blijven: je slaapt, maar je brein blijft aan het activiteit. Vooral jongvolwassenen tussen de 20 en 27 jaar bleken hier emotioneel intelligent voor, met name gedurende de REM-slaap. Oudere deelnemers, van 41 tot 58 jaar, ervoeren minder verstoring.
Dat komt doordat jonge mensen meer ‘adenosinereceptoren’ hebben, ook wel slaapschakelaars genoemd. Cafeïne blokkeert die schakelaars, waardoor het brein actiever blijft. Als je ouder wordt, neemt het aantal van die receptoren af, en daarmee ook de invloed van cafeïne.
Er zelf achter komen of je wel of niet clean tegen cafeïne kunt, kan in principe. Maar er is geen simpele test voor, ook de huisarts kan het niet meten. Onderzoekers kunnen dit in het lab meten met bloedonderzoek. Maar: de meeste mensen weten volgens de onderzoeker van het Radboudumc zelf wel of ze ’s avonds cafeïne kunnen consumptie zonder dat het hun slaap verstoort.